Blogs

Vluchtelingen als ideale ondernemers en ondernemers als ideale vluchtelingen? Kanttekeningen uit Libanon

09-04-2018

Op 30 maart deed staatssecretaris Mark Harbers in de Volkskrant zijn ‘integraal plan van aanpak’ uit de doeken om migratie naar Europa te voorkomen. Perspectief bieden voor vluchtelingen in regionale gastlanden is een belangrijk speerpunt en het stimuleren van ondernemerschap van vluchtelingen wordt daarbij gezien als een cruciaal instrument. Nederland zet bijvoorbeeld vol in op de financiering van ‘refugee entrepreneurship’ voor vluchtelingen in Jordanië, Irak en Libanon. Daar valt echter nog wel wat op af te dingen.

Er bestaat een hardnekkig beeld dat migranten bovengemiddeld vaak goede ondernemers zijn. De causaliteit werkt in die redenering twee kanten op: degenen die huis en haard achterlaten worden gezien als proactieve, ondernemende types en van mensen met een goede neus voor zaken wordt gedacht dat ze waarschijnlijk eerder geneigd zijn te migreren.

Deze veronderstelde connectie tussen migratie en entrepreneurschap beïnvloedt verschillende beleidsgebieden. De Nederlandse overheid zet groot in op ‘meer ruimte voor ondernemerschap’ voor migranten. Hoogleraar Ewald Engelen noemde in het magazine van de Sociaal Economische Raad ‘ethnisch’ of ‘allochtoon’ ondernemerschap als een potentieel ‘integratiewonder.’ Ook voor hen die in Nederland geen verblijfsvergunning hebben gekregen, wordt ondernemerschap door verschillende organisaties die ‘vrijwillige’ terugkeer faciliteren gezien als de sleutel naar herintegratie in hun thuisland.

Hoe maken we van elke vluchteling een entrepreneur?

Ook als het gaat om vluchtelingen, een specifieke categorie migranten, wordt de (positieve) link met ondernemerschap vaak gelegd. De VN vluchtelingenorganisatie pronkt met succesverhalen van vluchteling-entrepreneurs. Wanneer vluchtelingen ondernemers worden, zo gaat de logica, is er minder concurrentie met de autochtone bevolking wat (economische) spanningen tussen maatschappelijke groepen kan voorkomen. Ondernemerschap zou bijdragen aan ontwikkeling en welvaart en daarmee conflictpreventie. Wanneer vluchtelingen hun eigen onderneming starten zullen ze, zo stellen verschillende hulporganisaties in hun typische jargon, meer ‘resilient’ en ‘empowered’ zijn en minder afhankelijk van hulp. Een bijkomend voordeel vanuit Europees en Nederlands perspectief is dat ondernemerschap hen perspectief biedt en verdere migratie kan voorkomen. Het is daarmee een belangrijke pijler onder het idee van ‘opvang in de regio.’

Er zitten echter wat haken en ogen aan deze win/win-situatie. Ten eerste wordt bij deze verheerlijking van entrepreneurschap vaak amper onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van ondernemen. De ‘innovation/opportunity entrepreneur’ die banen creëert en nieuwe producten en diensten genereert is een andere dan de ‘necessity/survival entrepreneur’ die een onderneming als een laatste toevlucht ziet en meestal geen werknemers heeft. Bovendien is niet elke vorm van ondernemerschap überhaupt positief. Er zijn genoeg soorten ‘destructief ondernemerschap’ die juist floreren in en bijdragen aan oorlog en onderdrukking.

Ten tweede is er amper overtuigend wetenschappelijk bewijs dat migranten ‘super-entrepreneurs’ zijn. Dat geldt ook voor de aanname dat vluchtelingen vanzelf onafhankelijker en welvarender worden van het opzetten van een eigen onderneming.

Syrische vluchtelingen in Libanon: informaliteit, uitbuiting en discriminatie

Van de vijf miljoen vluchtelingen die Syrië hebben moeten verlaten, hebben er ongeveer 1,5 miljoen hun toevlucht gezocht in Libanon, een land met oorspronkelijk zo’n vier miljoen inwoners. Op dit moment herbergt Libanon dan ook het hoogste aantal vluchtelingen per hoofd van de bevolking ter wereld. Het land heeft enorme gastvrijheid getoond, maar die heeft haar grens ondertussen wel bereikt. De Libanese regering speelt een zeer bescheiden rol bij het in goede banen leiden van de vluchtelingencrisis; het zijn in Libanon vooral de internationale, regionale en lokale hulporganisaties die zich over de vluchtelingen ontfermen.

Veel van hen richten zich steeds meer op projecten die van vluchtelingen ondernemers moeten maken, van slachtoffers entrepreneurs. Zulke programma’s mogen zich op dit moment op ruime steun van donoren zoals Nederland verheugen. Dat hulporganisaties inzetten op vluchtelingondernemerschap is echter ook een reactie op de groeiende spanning tussen Syriërs en Libanezen door toenemende economische concurrentie. Maar juist vanwege deze spanningen verlenen de Libanese autoriteiten amper werkvergunningen aan Syriërs.

In die context zorgt een toename van Syrische ondernemingen in Libanon enkel voor een verdere groei van de toch al omvangrijke informele economie. Dat betekent dat er weinig overblijft van de claim dat een ondernemende vluchteling meer in haar kracht zou staan. Als entrepreneurschap enkel leidt tot informele ondernemingen – die grotendeels in de plaats innemen van traditionele ontwikkelingshulp – worden vluchtelingen juist kwetsbaarder: hun levensonderhoud wordt afhankelijk van een onderneming die geen enkele vorm van bescherming tegen corruptie en uitbuiting geniet. In een land als Libanon, waar vluchtelingen sowieso al een extreem precaire status hebben en juridisch, sociaal en politiek gediscrimineerd worden, is het idee dat vluchtelingen door middel van een cursus entrepreneurs kunnen worden die economisch op eigen benen kunnen staan dus een illusie.

Ondanks het feit dat Libanezen ruimschoots gewend zijn aan Syrische gastarbeiders, staat de notie dat Syriërs in Libanon kunnen concurreren met Libanese ondernemingen velen minder aan. Al helemaal omdat het de Libanese staat aan de capaciteit of de wil ontbreekt om een duidelijke regulering van arbeid en ondernemerschap van niet-Libanezen te bieden. De Libanese autoriteiten lijken elke vorm van Syrisch entrepreneurschap actief te ondermijnen: de berichten over winkeltjes die door de Libanese politie of veiligheidsdiensten worden gesloten en vernield zijn legio. Eén van de weinige manieren waarop Syriërs in Libanon een verblijfsstatus kunnen verkrijgen is bovendien door het opvoeren van een Libanese sponsor die volledige verantwoordelijkheid voor hen neemt, een praktijk die de facto slavernij in plaats van bevrijdend ondernemerschap in de hand werkt.

Dit heeft alles te maken met de associatie met permanente vestiging die het opzetten van een eigen onderneming oproept bij Libanezen. Zoals een voormalig burgemeester van een dorpje in de Bekaa Vallei dat grote hoeveelheden vluchtelingen huisvest in een interview stelde: ‘Uiteindelijk willen we dat ze terugkeren […] Sommige Syrische vluchtelingen investeren hier […] Vroeger werkten ze voor ons en nu werken ze voor zichzelf, dat gaat problemen geven, dat kunnen we niet accepteren.’

Ondernemerschap als schaamlap voor bezuinigingen op ontwikkelingshulp?

Het idee dat vluchtelingen buitengewoon vaak goede entrepreneurs zijn biedt een welkom tegenwicht aan het vaak dominante geluid dat vluchtelingen een last zijn voor Westerse verzorgingsstaten. Ook in ‘de regio’ zijn er vaak talrijke inspirerende voorbeelden te vinden van vluchtelingen die als ondernemer hun lot in eigen handen kunnen nemen. Bovendien is het alternatieve scenario van apathische, door paternalistische internationale organisaties ‘opgeslagen’ vluchtelingen een gruwel.

Dat neemt echter niet weg dat de landen die de meeste vluchtelingen opnemen, vaak al kampen met een fragiel bestuur, een geschiedenis van gewelddadig conflict, gebrekkige institutionele kaders en economische malaise. In plaats van het vergroten van de veerkracht en welvaart van vluchtelingen, kan het stimuleren van ondernemerschap voor vluchtelingen in deze situaties een averechts effect hebben.

Het grootste probleem in dergelijke situaties is echter niet zozeer het steunen van ondernemerschap, maar het feit dat dit vaak gepaard gaat met teruglopende ontwikkelingssteun voor de armste landen. In toenemende mate wordt de verantwoordelijkheid voor bestaanszekerheid bij individuen zelf gelegd in plaats van bij de internationale gemeenschap die deze vluchtelingen koste wat het kost in ‘de regio’ wil houden.

Gelukkig wordt steeds meer erkend dat naast het stimuleren van individuele ondernemingen van vluchtelingen, het effectiever is om grotere collectieve investeringen te doen in het creëren van banen in het gastland. Dit, echter, vereist meer in plaats van minder ontwikkelingshulp. Van alle donaties die Libanon in 2016 werden beloofd om de Syrische vluchtelingencrisis te helpen aanpakken, was enkele maande later maar een zesde daadwerkelijk geschonken…

Gepubliceerd op Versvak: http://www.versvak.nl/politiek/vluchtelingen-als-ideale-ondernemers-en-ondernemers-als-ideale-vluchtelingen-kanttekeningen-uit-libanon/.